A. “Irriteren” gebruikt zonder “aan” met direct object, betekent iemand ergeren.
- Hij irriteert mij.
- De constante ruis irriteert de bewoners.
B. “Ergeren” als wederkerend werkwoord met “aan”.
- Ik erger me aan zijn gedrag.
- Zij ergert zich aan het lawaai.
C. “Ergeren” als gewoon werkwoord met direct object, zonder “aan”.
- Zijn gedrag ergert mij.
- Het lawaai ergert de buren.
D. In “Hij ergert je, toch?” wordt “ergeren” gebruikt zonder “aan” (vorm C).
E. Samenvatting:
- “Irriteren”: nooit met “aan”
- “Ergeren”: met “aan” als wederkerend (zich ergeren aan), zonder “aan” bij direct object